's-Bosch. Bezocht de Latijnse en Illustre School te 's-Bosch. Imm. Leiden 16 september 1718 (theologie, 21 jaar). Geboren 15 juli 1699. Huwde in 1727 Jacoba Dagevos. Werd in 1721 proponent. Predikant te Kessel (Limburg) (1724-1738) en te Drunen vanaf 1738 tot zijn dood op 1 mei 1753.ASL, 859; Sassen, St. 's-Bosch, 40 | 311 |
Bezocht de Latijnse School in zijn geboorteplaats onder de rector B. Noortbergh (1652-1731) en volgde gedurende drie jaren aan de Illustre School de colleges in het Grieks van L. van Eybergen (1663-1738), in het Hebreeuws van J. Leyendecker (1668-1722) en in de theologie van A. Martini (1654-1730). Op 17 september 1718 werd hij, onder opgave van een leeftijd van 21 jaren, te Leiden voor de theologie ingeschreven. Na daar onder F. Fabricius (1663-1738) en T.H. van den Honert (1666-1740) twee jaren gestudeerd te hebben, werd hij in 1721 onder de classis van Den Bosch als proponent toegelaten. In die hoedanigheid nam hij tijdens de ziekte en na het overlijden van de hoogleraar J. Leyendecker gedurende twee jaren in diens plaats te Den Bosch de predikdienst waar. Prof. van Eybergen bevestigde hem 1 october 1724 als predikant te Kessel (N.B.); 18 mei 1738 werd hij in gelijke functie bevestigd te Drunen. Sinds eind 1752 was hij door ziekte verhinderd, zijn ambt uit te oefenen, zodat de dienst te Drunen door andere predikanten moest worden waargenomen. Gideons is in 1727 gehuwd met Jacoba Dagevos, die hem met een zoon en twee dochters overleefde. Zijn zoon Jacob, geb. Kessel, ingeschreven aan de Latijnse School te Den Bosch februari 1740 en als student in de rechten te Leiden 20 september 1747, was reeds eerder overleden. Zijn zoon Simeon, geb. Kessel 1734 en ingeschreven voor de theologie te Leiden 4 juni 1750, „annos academicos habens”, werd 2 mei 1753, daags na de dood van zijn vader, onder de classis
| 40 |
van Den Bosch als proponent toegelaten. Eerst 2 mei 1756 kon hij zijn intrede doen als predikant te Moergestel (N.B.). In 1760 werd hij te Amsterdam bevestigd als predikant voor Ned. OostIndië. Daar aangekomen in 1761, werd hij geplaatst in het Gouvernement van Java's Oostkust, met standplaats Semarang. Op 29 augustus 1766 deed hij zijn intrede te Batavia; daar is hij 8 december 1767 overleden en daags daarna in de predikantenkelder van de Hollandse kerk begraven. Na de dood van zijn eerste vrouw, Anna Maria Slingsbie (Heusden N.B. 26 april 1737 - Semarang vóór 4 juli 1764), met wie hij 20 april 1756 in het huwelijk was getreden, hertrouwde hij te Batavia, 8 september 1765 met Ida Hendrica Hollman, weduwe van Gijsbert de Witt. Zij ging 28 januari 1769 opnieuw in ondertrouw, met P. Vermaasen.
GESCHRIFTEN: geen.
LITTERATUUR: Boekzaal, XLVI (juni 1738), 713, LXXVI (mei 1753), 575-576; H.N. Ouwerling, Predikanten der voormalige Gereformeerde gemeente Kessel in 't Kwartier van Maasland, Tax., XXIII (1916), 53; Lijst van predikanten te Oisterwijk en Moergestel, Alg. Ned. Familieblad, XI (1894) 77; C.A.L. van Troostenburg de Bruijn, Biographisch Woordenboek van Oost-Indische predikanten, (Nijmegen, 1893) 146; Ned. Leeuw, LVII (1939) 81; W.F. Leemans, Het geslachtSlingsbie (Slingsby), Ned. Leeuw, LVI (1938) 454-461.
| 41 |
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten (1979) 311
G. du Rieu (ed.), Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae MDLXXV-MDCCCLXXV (1875) 859
Ferd. Sassen, Studenten van de Illustre School te 's-Hertogenbosch 1636-1810 (1970) 40-41